Voorwoord
Wij zijn verheugd uitgave 57-1 van ons Tijdschrift voor militair recht en oorlogsrecht voor te kunnen stellen. In dit nummer vindt u bijdragen die uw belangstelling zullen wekken en waarin heel actuele onderwerpen onder de loep genomen worden in verschillende domeinen van het internationaal recht die onder het toepassingsgebied van onze publicatie vallen.
Dit nummer start met Matteo Tondini’s beschouwingen over de wettigheid van door de Staat geleide spionage onder internationaal recht in het licht van de huidige ‘neorealistische verschuiving in de internationale betrekkingen’ die de bestaande wedijver tussen Staten aanscherpt en zo een voedingsbodem voor spionageactiviteiten wordt. De wisselwerking en potentiële onderlinge tegenstrijdigheid van die activiteiten met internationale wettelijke verplichtingen van Staten openen het debat over de wettigheid van spionage, het toepassingsgebied en de beperkingen ervan.
Het volgende stuk van Hanna Bourgeois en Jean-Emmanuel Perrin, dat de aandacht richt op mensenrechten en humanitair recht, onderzoekt de kwestie van het gebruik van geweld voor het volbrengen van opdrachten in het kader van hedendaagse operaties. Bij het in kaart brengen van het bestaande wettelijke kader dat op het gebruik van (potentieel dodelijk) geweld, al dan niet in het kader van vijandelijkheden, van toepassing is, stellen de auteurs vragen bij de geschiktheid ervan om op een werkzame manier internationale militaire operaties in het buitenland te beheren.
De laatste jaren zijn er heel wat juridische debatten geweest in verband met de terroristische dreiging en de middelen om het terrorisme in binnen- en buitenland te bestrijden. Ontwikkelingen op het gebied van wetgeving en jurisprudentie hebben de aandacht van de commentatoren in verschillende landen, waaronder België, getrokken. Artikel 141bis van het Belgische Strafwetboek bevat de zogenaamde ‘IHR-uitzondering’ die de toepassing van bepalingen inzake terroristische misdrijven uitsluit voor ‘handelingen van strijdkrachten tijdens een gewapend conflict, die onderworpen zijn aan het internationaal humanitair recht’. Twee bijdragen – respectievelijk door Marine Wéry en Julien Tropini – bespreken de verschillende aspecten met betrekking tot de toepassing en interpretatie van deze specifieke bepaling door de Belgische rechtbanken. Terwijl Wéry de reikwijdte op het vlak van jurisprudentie en het gebruik van de begrippen ‘gewapend conflict’ en ‘strijdkrachten’ onderzoekt, ontleedt Tropini op zijn beurt het begrip ‘buitenlandse terroristische strijders’.
Tot slot bevat dit nummer het rapport van de Tweede Internationale Conferentie ‘Silent leges inter arma?’ die door de Belgische Groep van de International Society for Military Law and the Law of War georganiseerd werd en die in september 2018 in Brugge plaatsgreep. Deze Internationale Conferentie die een breed platform biedt voor stimulerende debatten tussen mensen op het terrein en academici, pakte verschillende interessante kwesties aan, gaande van het recht dat op vredesoperaties van toepassing is tot het gebruik van verschillende soorten wapens in specifieke contexten. Samenvattingen van de presentaties en de discussies zijn in het rapport opgenomen.
Wij hopen dat u dit nummer met veel plezier zult lezen!